Een pasgeboren baby heeft, qua bewegen, twee grote uitdagingen:
- hoe blijf ik op mijn rug liggen
- hoe krijg ik dat gewiebel onder controle.
Uitdaging 1: In de buik van de moeder is aan het eind van die 9 maanden weinig ruimte meer over en er zit dus niks anders op voor de baby dan zich helemaal op te vouwen; de foetushouding.
In die houding is het lastig om op je rug te liggen, je rolt als vanzelf op je zij.
Na de geboorte wil het kind uit die foetushouding komen, hij wil zich strekken zodat hij beter op zijn rug kan liggen.
Uitdaging 2: dat gewiebel en gezwabber van hoofd, lijf, armen en benen, heeft als oorzaak dat onze soort, de mens, eigenlijk nog niet “af” is bij de geboorte. Ons zenuwstelsel is nog niet volgroeid. Onze hersenen zijn nog niet rijp, daarom zwabberen we zo.
Gelukkig gaat de rijping van de hersenen in een razend tempo door in het eerste levens jaar.
Wegen de hersenen bij de geboorte ongeveer 400 gram, aan het eind van het eerste jaar wegen ze plusminus een kilo! Terwijl er in de rest van je leven nog maar zo’n 400 gram bijkomt.
De rijping van de hersenen gaat volgens het principe “use it or lose it”!
Bewegingen stimuleren de rijping van de hersenen.
Het strekken van de rug en het onder controle krijgen van onwillekeurige bewegingen leert een baby het beste en het snelste door het veel te mogen doen.
Leg een baby daarom altijd op een vlakke onderlaag. Zo kan hij zich goed strekken en kan hij hoofd, lijf, armen en benen net zoveel bewegen als hij wil.
En dan komt de dag dat een baby zijn hoofd keurig in het midden kan houden. Hij kijkt ons nu recht aan.
Na zijn hoofd zal een baby zijn lijf onder controle leren houden en daarmee heeft hij het fundament gelegd om zijn armen en benen aan een nader onderzoek te kunnen onderwerpen.
Om te beginnen ontdekt hij zijn eigen handjes. Altijd weer ontroerend om de verbazing van zo’n kind te zien: gut, zijn die van mij?!
Niet alleen een ontroerend moment die ontdekking van de handjes maar ook een belangrijk moment want we hebben het hier wel over de oog-hand-coördinatie.
De ontdekking van de benen en de voeten verloopt meestal wat onstuimiger. De handjes die de knieën bevoelen, gaat zonder problemen maar voor de eerste keer een voet in je mond stoppen, blijkt een hele toer die meestal met plotseling op de zij rollen en flink schrikken gepaard gaat.
Maar ook hier geldt, van proberen kun je het leren en na een aantal pogingen kunnen alle baby’s eindeloos met hun voeten spelen terwijl ze stevig op hun rug blijven liggen. De oog-voet-coördinatie kan hiermee ook bijgeschreven worden.
Als het geen probleem meer is om op de rug te liggen en de controle over armen en benen is gewonnen, wordt het tijd om de wereld eens verder te gaan ontdekken. Op de buik bijvoorbeeld.
Een baby die vrij mag bewegen oefent voortdurend zijn hele lijf. Zo zie je kinderen die eerste maanden vaak van de ene zij naar de andere zij rollen en zie je ze regelmatig een holle rug trekken. Een enkele baby doet dat zo sterk dat hij doorrolt naar zijn buik en geen idee heeft hoe hij weer terug moet komen. Laat hem gerust even liggen op zijn buik zodat hij deze nieuw verworven uitgangspositie kan ervaren. Als hij aangeeft moe te zijn, leg je hem rustig terug op zijn rug.
Maar uiteindelijk zal ieder kind zelf uitvinden wat hij allemaal moet doen om van zijn rug op zijn buik te komen en weer terug. Een ingewikkeld samenspel van hoofd, lijf, armen en benen, van buigen, strekken en draaien, van spieren aanspannen en op tijd weer ontspannen.
Ongelooflijk hoe snel die ontwikkeling gaat van wiebelen en zwabberen naar gecontroleerd omrollen.